Gedichten

Grond-stoffen

ze dragen voornamen met een lichte hum
Cadmium, Titanium of Uranium
hun achternaam is Zeldzaam
en iedereen wil ze

je kunt er mee kleuren, waterdichten
je kunt er mee bellen, ver bereiken
je kunt ze opladen, er op rijden
ermee bombarderen, iedereen wil ze

in onder de grond zijn schatten verstopt als
Cadmium, Titanium en Uranium
soms worden ze opgediept, verwerkt
erom gevochten, gechanteerd ermee

ik beschilder klei met glazuren
met Cadmium, Titanium, Uranium
die brand ik terug in de scherf
onomkeerbaar onbruikbaar geworden

 

Ik wil maar zeggen

langs de romantische aanrijdroute
waar Paulus Potterkoeien
kauwen op gras uit een van Goghveld
neem ik je mee

 dit is wel mijn beste mooi

doordeweeks in mijn eigen stad
herinneringen en verfstreken
opgedroogd in werkelijk gras, nat
als de koeien ondersteboven
in de hoge sloot

zie je wel

een klaver en een bij maken een veld
voor Emily Dickinson is dat genoeg
voor mij voldoet de koe
een koe en een sloot
ze maken de wei voor mij

binnen de ring van Amsterdam

De soorten

Ook dood kan een mens alleen zijn
pas gevonden op het blauwe zeil
in een koude keuken na aanhoudend
gemauw van een kat die honger heeft

dan wordt een eenvoudige kist getimmerd
een kippenvleugel aan de kat gevoerd
Een gat gegraven en een dichter gebeld

Maar als de soorten zelf het leven laten
katten, dichters, kippen,
de mannen die de gaten graven

dan blijft zelfs het blauw ongezien
de kou niet gevoeld. Planken kunnen
bomen blijven, niemand hakt ze om

Je kunt komen nu

Ik heb punaises door de vogeltjes geprikt
de kastjes zijn gepimpt met bordverfblauw

heb nog vanmorgen de tuin erop gewezen
dat je een voorkeur hebt voor zomerjurken

heb urenlang gewikt over mijn eigen kleren
tot op de hurken, de buik, mijn elfendertigste

de kou heb ik de hoeken uit gedreven
met slepende viool en drank in de bonbons

het wachten is alleen nog maar op jou
met vrees in de koelkast achter de tompoezen