Gedichten
Grotemensenlucht
de pijp van de Hemcentrale tekent
witte wolken op het babyblauw
ze golven als een watertrap
voor zalm in het Maaskanaal
een sproeier van stoom
op mijn rug zie ik ze drijven
de barbapapa’s aan het firmament
zich vullen, vormen, rekken en verdwijnen
hemelse onschuld, vrije vogelachtigen
witte was
aan de overkant kookt een fabriek die
stoomt uit vijfentwintig gaten
vijftig als op-zijn-kop ook mee mag doen
weerspiegelde walm in het water
wiegt een droom
als kind was ik boos op de knallen
van straaljagers botsend tegen mooie lucht
het kind aan mijn hand zwaait
naar de wolkenfabriek aan de horizon
die watten schildert
waar grote mensen spelen met atomen
kettingen rijgen van elementen
boven hun hoofden een donzige stort
een sliert van sprookjesfiguren
geheim niet prijs

Je kunt komen nu
Ik heb punaises door de vogeltjes geprikt
de kastjes zijn gepimpt met bordverfblauw
heb nog vanmorgen de tuin erop gewezen
dat je een voorkeur hebt voor zomerjurken
heb urenlang gewikt over mijn eigen kleren
tot op de hurken, de buik, mijn elfendertigste
de kou heb ik de hoeken uit gedreven
met slepende viool en drank in de bonbons
het wachten is alleen nog maar op jou
met vrees in de koelkast achter de tompoezen
Siciliƫ 2013
Ook nat kun je zien dat ze gepoetst zijn
onderhouden en klaar voor de reis
met zwartgeverfde touwtjes voor veters
de rechter iets beter gelukt, maar afijn
Het stof van de tocht is er afgespoeld
zolen, iets dunner nu, hebben voldaan
aan verwachtingen van een vader en moeder
stappers, netjes bedoeld en heel gebleven
Iemand heeft je voeten gezocht
dun steken ze uit vanonder een laken
de schoenen er niet overheen willen schuiven
te drogen gezet in het warme zand
De soorten
Ook dood kan een mens alleen zijn
pas gevonden op het blauwe zeil
in een koude keuken na aanhoudend
gemauw van een kat die honger heeft
dan wordt een eenvoudige kist getimmerd
een kippenvleugel aan de kat gevoerd
Een gat gegraven en een dichter gebeld
Maar als de soorten zelf het leven laten
katten, dichters, kippen,
de mannen die de gaten graven
dan blijft zelfs het blauw ongezien
de kou niet gevoeld. Planken kunnen
bomen blijven, niemand hakt ze om
Ijstijd 2016
Er is sprake van een lenteoffensief
dat lichtzinnig ledematen strooit
over de daken van Kaboel
Het wil maar niet zomeren
Vissers zien bleke bloemen dobberen
op de golven voor Lampedusa
zwevend in een lage mist
ze slaan een kruis en werpen netten uit
De vogeltrek stopt nu in Macedonie
waar vleugels blijven haken aan een hek
drogend in de wind
boven een modderig veld met tenten
ooit was de wereld een sneeuwbal
zeggen ze
en dat de opwarming van de aarde
alles koud maakt
Ik schrijf je terug
en pen je botten aan elkaar
in een soepele alinea
brief ik de slinger uit je rug
terwijl ik de stok uit je handen sla
Ik schrijf je op me af gelopen
niet langer over dat looprek gebogen
en snel als mijn herinnerde moeder
vul ik je tong met vileine klinkers
vertrouw je peperscherpte
met de punt van mijn pen
schrijf ik je hand terug in mijn nek
die me op mijn plek en benen houdt
zo blijf ik staande zonder jou
Schrijf je me terug?